“Nee, Iris! Ik ben niet ‘goed genoeg’ zoals jij altijd zegt!”
Ze is boos. Gefrustreerd. Verdrietig. En dat is oké, want het mag er zijn. Zolang het maar niet haar leven gaat bepalen. Maar dat doet het nu wel. Ze is gestopt met de dingen die ze het liefste doet, omdat haar hoofd haar nu vertelt dat ze niet goed genoeg is.
“Maar waarom ga je niet lekker sporten met je team?”, vraag ik haar voorzichtig.
“Ach hou op! Conditioneel ben ik net een dweil, krachttraining hoef ik niet te doen, want ik kan het toch niet en in teamverband hou ik de rest alleen maar op. Nee hoor, ik blijf thuis!”
Het lijkt erop dat de stem van het monster in haar hoofd zich diep heeft geworteld in het brein. Alsof dat nog het enige is waar ze naar luistert.
“En wat voor advies zou je mij geven?”, vraag ik rustig.
Even is ze uit balans. Ik zie haar vragend kijken, maar laat bewust een stilte vallen. Ik weet namelijk dat wanneer je in een gesprek een stilte laat vallen, de ander wel begint met praten. Niemand vindt het fijn om (ongemakkelijke) stiltes in een gesprek te hebben.
“H-hoe bedoel je?”
Ik glimlach vriendelijk. “Zoals ik het zeg. Als ik zou zeggen dat ik niet genoeg zou zijn, ik mijn team zou ophouden omdat ik nog niet sterk genoeg ben en mezelf zou opsluiten in mijn kamer, wat voor advies zou je mij dan geven?”
“Maar het is toch ook gewoon zo?!” Ze verheft haar stem, maar het is vooral onmacht, geen woede.
“Dat zeg ik niet. En dat vraag ik je ook niet. Wat voor advies zou je mij geven?”
Na een diepe zucht en een langere stilte dan ik had gehoopt, komt het er stilletjes uit. “Dat je wel goed genoeg bent.”
Opnieuw een stilte.
“En dat je er wel mag zijn en dat het niet perfect hoeft.”
Dat was ‘m. De eye-opener. De manier om het donkere monster in haar hoofd het zwijgen op te leggen. Al weet ik niet voor hoelang, voor nu is het even stil. En weet ze weer dat ze er mag zijn, want ze is goed genoeg.
Ik geef haar een knuffel en daar laat ik het even bij.